soes
Nederlands
Woordafbreking
- soes
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘gebak’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1791 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | soes | soezen |
verkleinwoord | soesje | soesjes |
Zelfstandig naamwoord
soes
Werkwoord
vervoeging van |
---|
soezen |
soes
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van soezen
- Ik soes.
- gebiedende wijs van soezen
- Soes!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van soezen
- Soes je?
Gangbaarheid
- Het woord soes staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'soes' herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.