rog
Nederlands
Woordafbreking
- rog
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘kraakbeenvis’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1287 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rog | roggen |
verkleinwoord | roggetje rogje |
roggetjes rogjes |
Zelfstandig naamwoord
rog m
- (vissen) Batoidei of Hypotremata, een brede platte kraakbeenvis met een smalle staart
- Kinderen verbazen zich vaak over de platte vorm van een rog.
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord rog staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'rog' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.