roerloos
Nederlands
Woordafbreking
- roer·loos
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | roerloos | roerlozer | roerloost |
verbogen | roerloze | roerlozere | roerlooste |
partitief | roerloos | roerlozers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
roerloos
- volkomen stil, zonder zich te roeren
- Zij stonden daar roerloos als standbeelden.
- Zonder een ooglid te verroeren zat Kleine Woord op zijn stapel plaggen en wachtte roerloos op het geheimzinnige wezen, dat nu bijna de ingang van het huis van het Moeraspaard had bereikt. [2]
- zonder roer
Gangbaarheid
- Het woord roerloos staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'roerloos' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- roerloos op website: Etymologiebank.nl
- Herzen, Frank De zoon van de woordbouwer 1970 ISBN 9062805450 pagina 47
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.