rijt

Nederlands

Uitspraak

(klemtoonhomogram)

  • Geluid:  rijt    (hulp, bestand)
  • [werkwoord] IPA: /rɛit/
  • [zelfstandig naamwoord] IPA: /rit/
Woordafbreking
  • rijt
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
rijten

rijt

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van rijten
  2. gebiedende wijs van rijten

Werkwoord

vervoeging van
rijen

rijt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rijen
    • Jij rijt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rijen
    • Hij rijt. 
  3. verouderde gebiedende wijs meervoud van rijen
    • Rijt! 
enkelvoud meervoud
naamwoord rijt rijten
verkleinwoord rijtje rijtjes

Zelfstandig naamwoord

rijt v/o

  1. watergeul in (voormalig) buitendijks gebied in Friesland en Groningen
Afgeleide begrippen
  • binnenrijt
  • buitenrijt

Verwijzingen


Middelnederlands

Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

rijt o

  1. schrijfwijze voor riet[3]

rijt v

  1. waterloop, sloot, afwateringskanaal[4];
  2. rijt, watergeul in (voormalig) buitendijks gebied[5]
  3. schrijfwijze voor ridinge, rijding, het vaststelling van de prijs van levensmiddelen door de overheid[6]
Schrijfwijzen

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.