rijksdag
Nederlands
Woordafbreking
- rijks·dag
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van rijk zn en dag zn met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rijksdag | rijksdagen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
rijksdag m [1]
- (Duits) parlement(sgebouw)
- De Duitse overheid heeft gemeld dat zij de jaarlijkse kerstmarkten en de Rijksdag in Berlijn als doelwit kunnen kiezen. [2]
- Met nog iets meer dan een week te gaan tot de verkiezingen lijken de schandalen AfD niet meer te deren. De partij is hard op weg om de derde van Duitsland te worden, tot schrik van de huidige regering. ,,Met de AfD zitten binnenkort weer nazi's in de Rijksdag", somberde de sociaaldemocraat Sigmar Gabriel, de vice-kanselier en minister van Buitenlandse Zaken. [3]
Verwante begrippen
- landdag, bondsdag
Afgeleide begrippen
- rijksdaggebouw
Gangbaarheid
- Het woord rijksdag staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'rijksdag' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Tubantia Loes Schutte 22-11-10 Andere sfeer Weihnachtsmarkten
- Tubantia Gerben van 't Hof 15-09-17 Voorman van rechtspopulistische AfD wekt woede met nazi-uitspraken
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.