rijhuis
Nederlands
![](../I/m/Hasselt_-_Rijhuis_Luikersteenweg_2.jpg)
1. huis dat links en rechts aan de buurwoningen is vastgebouwd
Woordafbreking
- rij·huis
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van rij zn en huis zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rijhuis | rijhuizen |
verkleinwoord | rijhuisje | rijhuisjes |
Zelfstandig naamwoord
rijhuis o
- huis dat links en rechts aan de buurwoningen is vastgebouwd
- Een van de grootste veranderingen die zich hebben voorgedaan in de jaren 20/30 is ongetwijfeld het steeds vaker inbrengen van een afzonderlijke ruimte voor de auto. Dit heeft tot gevolg dat de inwendige ordening van het rijhuis ingrijpend wordt aangepast. [1]
Gangbaarheid
- Het woord rijhuis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'rijhuis' herkend door:
59 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.