reven

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  reven    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈrevə(n)/
Woordafbreking
  • re·ven
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘(zeilen) kleiner maken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1644 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
reven
reefde
gereefd
zwak -d volledig

Werkwoord

reven

  1. overgankelijk, (scheepvaart) (m.b.t. een zeil) het effectieve oppervlak verkleinen door samenvouwing of oprolling
    • Bij het reven met een bindrif wordt het zeil met reefknuttels aan de giek geknoopt. 
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • Een 1e, 2e of 3e rif steken
Het reven (1e, 2e of 3e maal)
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
rijven

reven

  1. meervoud verleden tijd van rijven
    • Wij reven. 
    • Jullie reven. 
    • Zij reven. 

Zelfstandig naamwoord

reven mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord reef

Gangbaarheid

  • Het woord reven staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
65 %van de Nederlanders;
42 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

Noors

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
  • re·ven

Zelfstandig naamwoord

reven

  1. nominatief bepaald mannelijk enkelvoud van rev


Nynorsk

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
  • re·ven

Zelfstandig naamwoord

reven

  1. nominatief bepaald mannelijk enkelvoud van rev
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.