reven
Nederlands
Woordafbreking
- re·ven
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘(zeilen) kleiner maken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1644 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
reven |
reefde |
gereefd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
reven
- overgankelijk, (scheepvaart) (m.b.t. een zeil) het effectieve oppervlak verkleinen door samenvouwing of oprolling
- Bij het reven met een bindrif wordt het zeil met reefknuttels aan de giek geknoopt.
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
- Een 1e, 2e of 3e rif steken
Het reven (1e, 2e of 3e maal)
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
rijven |
reven
- meervoud verleden tijd van rijven
- Wij reven.
- Jullie reven.
- Zij reven.
- Wij reven.
Gangbaarheid
- Het woord reven staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'reven' herkend door:
65 % | van de Nederlanders; |
42 % | van de Vlamingen. |
Noors
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
- re·ven
Nynorsk
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
- re·ven
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.