retailmarkt
Nederlands
Woordafbreking
- re·tail·markt
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van retail zn en markt zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | retailmarkt | retailmarkten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
retailmarkt v/m
- (economie) de bedrijfstak die goederen in kleine porties verkoopt aan de eindgebruiker
- ,,Deze twee gebeurtenissen die praktisch tegelijk plaatsvonden, gecombineerd met de al lastige retailmarkt waarin wij ons vandaag de dag bevinden, laten ons geen andere mogelijkheid dan vandaag uitstel van betaling aan te vragen voor USG Holding, schrijft het management. ,,Wij doen dit met grote teleurstelling en pijn in ons hart. [2]
- De retailmarkt in de Benelux is goed voor een jaaromzet van €219 miljard, een miljoen banen en bijna 200.000 detaillisten. [3]
Gangbaarheid
- Het woord retailmarkt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'retailmarkt' herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- retailmarkt op website: Etymologiebank.nl
- Tubantia Annemieke van Dongen 11-01-17 Uitstel van betaling voor Perry Sport en Aktiesport
- Tubantia David Bremmer 20-02-17 Winkelier laat goud geld liggen in de Benelux
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.