ressentiment
Nederlands
Woordafbreking
- res·sen·ti·ment
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘wrok’ voor het eerst aangetroffen in 1633 [1]
- uit het Frans [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ressentiment | ressentimenten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
ressentiment [3]
- een boos gevoel omdat je het idee hebt dat jou kwaad gedaan is en dat je dat kwaad wil wreken
- De winnaars zijn zij die het spel van de markt meespelen. De markt ondersteunt het liberale, individuele denken, maar wat als die niets van jou moet hebben? Dan val je buiten de boot. En dan groeit allengs het ressentiment tegen het systeem. Die woede onderzoekt Mishra. [4]
- Hun ressentiment is intrigerend: er bestaat normaliter een negatieve correlatie tussen geletterdheid, opleidingsniveau, inkomsten en xenofobie. En Gooise en Kennemerlandse stemmers komen nu juist uit postcodegebieden met een hoge geletterdheid, een hoog opleidingsniveau en hoge inkomsten. [5]
Vertalingen
1. een boos gevoel omdat je het idee hebt dat jou kwaad gedaan is en dat je dat kwaad wil wreken
Gangbaarheid
- Het woord ressentiment staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'ressentiment' herkend door:
57 % | van de Nederlanders; |
58 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "ressentiment" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ressentiment op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- de Standaard ZATERDAG 19 AUGUSTUS 2017
- Volkskrant Philip Huff 30 september 2017
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.