republikein
Nederlands
Woordafbreking
- re·pu·bli·kein
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘aanhanger van de republiek’ voor het eerst aangetroffen in 1710 [1]
- afgeleid van het Franse républicain [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | republikein | republikeinen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
republikein m [3]
- burger in een republiek ??
- voorstander van een republiek als staatsvorm
- Republikein demonstreert vast op de Dam [4]
- aanhanger van een Republikeinse Partij (vooral Verenigde Staten van Amerika)
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord republikein staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'republikein' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "republikein" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- republikein op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- www.parool.nl
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.