reproduceren
Nederlands
Woordafbreking
- re·pro·du·ce·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘weer voortbrengen’ voor het eerst aangetroffen in 1814 [1]
- afgeleid van het Franse reproduire of uit het Latijns (met het achtervoegsel -eren) [2] [3]
- afgeleid van produceren met het voorvoegsel re-
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
reproduceren |
reproduceerde |
gereproduceerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
reproduceren [4] overgankelijk
- vermenigvuldigen met één of andere reproductietechniek zoals drukken, fysiek kopiëren
- weergeven (van beeld, geluid etc. met een apparaat vanuit een geheugen)
- (psychologie) weergeven (uit het innerlijk)
- (biologie) wederkerend zich ~: zich voortplanten
Afgeleide begrippen
- reproduceerbaar, reproductie, reproducent
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord reproduceren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'reproduceren' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "reproduceren" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- Wiktionnaire
- reproduceren op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.