reling
Nederlands
Woordafbreking
- re·ling
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘leuning’ voor het eerst aangetroffen in 1856 [1]
- afgeleid van het Engelse railing (met het achtervoegsel -ing) [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | reling | relingen |
verkleinwoord | relinkje | relinkjes |
Zelfstandig naamwoord
reling v/m
- een leuning boven de verschansing die een scheepsdek omgeeft
- De reling verhinderde haar overboord te springen.
Verwante begrippen
Hyponiemen
- bakreling, brugreling, frontreling, handreling, hekreling, pijpreling, trapreling, zijreling
Afgeleide begrippen
- relingdraad, relinghoekijzer, relingijzer, relingpijp, relingprofiel, relingstang, relingsteun, relingtrap
Vertalingen
1. een leuning boven de verschansing die een scheepsdek omgeeft
Gangbaarheid
- Het woord reling staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'reling' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.