rel
Nederlands
Woordafbreking
- rel
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘opstootje’ voor het eerst aangetroffen in 1559 [1]
- [1]: Pas in Nieuwnederlands, mogelijk van Middelnederlands rallen: luid praten, rammelen.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rel | rellen |
verkleinwoord | relletje | relletjes |
Zelfstandig naamwoord
rel m
- een verstoring van de openbare orde door een menigte, meestal gepaard gaand met geweld en politieoptreden [2]
- Na de geruchtmakende arrestatie van die bekende leider kwam het tot relletjes.
- een ondiepe gegraven geul in de duinen waarin zich kwelwater kan verzamelen
- Deze rel is ideaal voor salamanders, kikkers en padden, maar ook vogels komen er graag.
Synoniemen
- [2] duinrel
Hyponiemen
- duinrel
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
rellen |
rel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rellen
- Ik rel.
- gebiedende wijs van rellen
- Rel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rellen
- Rel je?
Gangbaarheid
- Het woord rel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'rel' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.