reconstructie

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·con·struc·tie
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘wederopbouw’ voor het eerst aangetroffen in 1853 [1]
  • afgeleid van constructie met het voorvoegsel re-
  • afgeleid van het Franse reconstruction
enkelvoud meervoud
naamwoord reconstructie reconstructies
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

reconstructie v

  1. herstel in de oorspronkelijke gedaante (tevens resultaat van deze samenvoeging), wederopbouw
  2. voorstelling waardoor men feiten of handelingen uit het verleden weer tot leven tracht te wekken
  3. reorganisatie
Hyponiemen
  • eiwitreconstructie, taalreconstructie
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord reconstructie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.