recept
Nederlands
Woordafbreking
- re·cept
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het me Latijn, in de betekenis van ‘(bereidings)voorschrift van geneesmiddel of gerecht’ voor het eerst aangetroffen in 1451 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | recept | recepten |
verkleinwoord | (receptje) | (receptjes) |
Zelfstandig naamwoord
recept o
- (medisch) een doktersvoorschrift voor (de bereiding van) een geneesmiddel
- Hij kreeg een recept van zijn dokter.
- (kookkunst) een voorschrift voor de bereiding van een gerecht
Hyponiemen
Vertalingen
1. een doktersvoorschrift voor (de bereiding van) een geneesmiddel
2. een voorschrift voor de bereiding van een gerecht
Gangbaarheid
- Het woord recept staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'recept' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.