rapporteur
Nederlands
Woordafbreking
- rap·por·teur
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van rapporteren met het achtervoegsel -eur
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | rapporteur | rapporteurs |
verkleinwoord | rapporteurtje | rapporteurtjes |
Zelfstandig naamwoord
rapporteur m [1]
- iemand die volgens opdracht of krachtens functie rapport over iets uitbrengt
- (gereedschap) gradenboog, hoekmeter
Hyponiemen
- [1] overlastrapporteur
Gangbaarheid
- Het woord rapporteur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'rapporteur' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.