quotum
Nederlands
Woordafbreking
- quo·tum
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘evenredig deel’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | quotum | quota quotums |
verkleinwoord | quotumpje | quotumpjes |
Zelfstandig naamwoord
quotum o
- een vastgesteld deel of percentage
- De aan de Nederlandse visserij toegedeelde quota zijn niet toereikend.
Verwante begrippen
Hyponiemen
- invoerquotum, melkquotum, visquotum, vrouwenquotum
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord quotum staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'quotum' herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.