protest
Nederlands
Woordafbreking
- pro·test
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘(uiting van) verzet’ voor het eerst aangetroffen in 1582 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | protest | protesten |
verkleinwoord | protestje | protestjes |
Zelfstandig naamwoord
protest o
- een uiting van ontevredenheid met het gevolgde beleid
- Er klonk luid protest toen de wetswijziging werd aangekondigd.
Verwante begrippen
Hyponiemen
- massaprotest
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1. een uiting van ontevredenheid met het gevolgde beleid
Gangbaarheid
- Het woord protest staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'protest' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Engels
Uitspraak
- Geluid: protest (zelfstandig naamwoord) (hulp, bestand)
- IPA: /prə'tɛst/
- Geluid: protest (werkwoord) (hulp, bestand)
- IPA: /'proʊtɛst/
enkelvoud | meervoud |
---|---|
protest | protests |
Zelfstandig naamwoord
protest
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to protest |
he/she/it | protests |
verleden tijd | protested |
voltooid deelwoord |
protested |
onvoltooid deelwoord |
protesting |
gebiedende wijs | protest |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.