bezwaar
Nederlands
Woordafbreking
- be·zwaar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bezwaar | bezwaren |
verkleinwoord | bezwaartje | bezwaartjes |
Zelfstandig naamwoord
bezwaar o
- Zijn bezwaar werd direct behandeld en opgelost.
- moeilijkheid, nadeel
- Het plan om midden in de stad een windturbine te plaatsten heeft grote bezwaren.
Hyponiemen
- gemoedsbezwaar, gewetensbezwaar
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
bezwaren |
bezwaar
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bezwaren
- Ik bezwaar.
- gebiedende wijs van bezwaren
- Bezwaar!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bezwaren
- Bezwaar je?
Gangbaarheid
- Het woord bezwaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bezwaar' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.