prinses
Nederlands
Woordafbreking
- prin·ses
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘vrouw van een prins, koningsdochter’ voor het eerst aangetroffen in 1401 [1]
- afgeleid van prins met het achtervoegsel -es [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | prinses | prinsessen |
verkleinwoord | prinsesje | prinsesjes |
Zelfstandig naamwoord
prinses v
- (adel) de hoogste adellijke titel van een vrouw of meisje
- (adel) de laagste koninklijke titel van een vrouw of meisje
- Aan de overkant van de straat liep een vrouw in een oranje sari. Als een bekoorlijke Indiase prinses schreed ze door het mulle zand. Ze knikte naar me. Ik liet haar passeren en kon het niet laten haar na te kijken. [4]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. de hoogste adellijke titel van een vrouw of meisje
2. de laagste koninklijke titel van een vrouw of meisje
Gangbaarheid
- Het woord prinses staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'prinses' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "prinses" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- prinses op website: Etymologiebank.nl
- www.nu.nl
- Sandes, David De wondermethode 2006 ISBN 9044509543 pagina 180
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.