presens

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pre·sens
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘tegenwoordige tijd’ voor het eerst aangetroffen in 1638 [1]
  • afgeleid van het Latijnse praesens (met het voorvoegsel pre-) [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord presens presentia
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

presens v/m

  1. (taalkunde) de onvoltooid tegenwoordige tijd
    • Deze zin staat in de presens: Ik denk dus ik ben. 
Afgeleide begrippen
  • presensvorm

Gangbaarheid

  • Het woord presens staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
36 %van de Nederlanders;
53 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Noors

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?

Zelfstandig naamwoord

presens

  1. (grammatica) onvoltooid tegenwoordige tijd

Meer informatie


Nynorsk

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?

Zelfstandig naamwoord

presens

  1. (grammatica) onvoltooid tegenwoordige tijd

Meer informatie


Zweeds

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / ˈpreːsɛns /
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   presens     -     presens     -  
genitief   presens     -     presens     -  

Zelfstandig naamwoord

presens o

  1. (grammatica) tegenwoordige tijd

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.