praatpaal
Nederlands
[1] Een praatpaal.
Woordafbreking
- praat·paal
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van praat ww en paal
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | praatpaal | praatpalen |
verkleinwoord | praatpaaltje | praatpaaltjes |
Zelfstandig naamwoord
praatpaal m
- (verkeer) een telefoonpaal langs de snelweg waar men de wegenwacht kan bellen bij pech
- (1 juli 2017:) Na ruim vijftig jaar trouwe dienst worden vanaf vandaag de 3300 praatpalen in Nederland uit de berm gehaald. [1]
- (verkeer) een intercompost waar men met het personeel van de brug op afstand mee contact kan maken
- een telefoonpaal waar men met de politie kan bellen
Gangbaarheid
- Het woord praatpaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'praatpaal' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.