potent
Nederlands
Woordafbreking
- po·tent
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het modern Latijn, in de betekenis van ‘met seksueel vermogen’ voor het eerst aangetroffen in 1961 [1]
- [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | potent | potenter | potentst |
verbogen | potente | potentere | potentste |
partitief | potents | potenters | - |
Bijvoeglijk naamwoord
potent [3]
- tot iets in staat, krachtig, machtig
- (seksualiteit) in staat om geslachtsgemeenschap te hebben
Hyponiemen
- impotent, multipotent, omnipotent, pluripotent, totipotent, unipotent
Gangbaarheid
- Het woord potent staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'potent' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.