machtig

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  machtig    (hulp, bestand)
  • IPA:
    • (Noord-Nederland): /ˈmɑχtəχ/
    • (Vlaanderen, Brabant): /ˈmɑxtəx/
    • (Limburg): /ˈmɑxtɪx/
Woordafbreking
  • mach·tig
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van macht met het achtervoegsel -ig
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen machtigmachtigermachtigst
verbogen machtigemachtigeremachtigste
partitief machtigsmachtigers-

Bijvoeglijk naamwoord

machtig

  1. meer invloed hebbend dan anderen
    • In zijn tijd was Rome heel machtig. 
  1. zeer goed vullen
    • De groentetaart van gisteravond was mij eigenlijk te machtig. 
  1. heel mooi, heel leuk en indrukwekkend
    • Dat is echt een machtige achtbaan! 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
machtigen

machtig

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van machtigen
    • Ik machtig. 
  2. gebiedende wijs van machtigen
    • Machtig! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van machtigen
    • Machtig je? 

Gangbaarheid

  • Het woord machtig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.