machtig
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: machtig (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /ˈmɑχtəχ/
- (Vlaanderen, Brabant): /ˈmɑxtəx/
- (Limburg): /ˈmɑxtɪx/
Woordafbreking
- mach·tig
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | machtig | machtiger | machtigst |
verbogen | machtige | machtigere | machtigste |
partitief | machtigs | machtigers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
machtig
- meer invloed hebbend dan anderen
- In zijn tijd was Rome heel machtig.
- zeer goed vullen
- De groentetaart van gisteravond was mij eigenlijk te machtig.
- heel mooi, heel leuk en indrukwekkend
- Dat is echt een machtige achtbaan!
Hyponiemen
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
machtigen |
machtig
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van machtigen
- Ik machtig.
- gebiedende wijs van machtigen
- Machtig!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van machtigen
- Machtig je?
Gangbaarheid
- Het woord machtig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'machtig' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.