portefeuille
Nederlands
Woordafbreking
- por·te·feuil·le
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘opbergmap(je) voor papieren’ voor het eerst aangetroffen in 1784 [1]
- Afgeleid van het Frans: porter ("dragen") + feuille ("blad") [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | portefeuille | portefeuilles |
verkleinwoord | portefeuilletje | portefeuilletjes |
Zelfstandig naamwoord
portefeuille m
- platte houder voor geld, kredietkaarten, naamkaartjes en dergelijke
- de taak die een bestuurder heeft met de daaraan gekoppelde afdeling met ambtenaren
Hyponiemen
- beleggingsportefeuille, eersteministerportefeuille, handelsportefeuille, hoofdpijnportefeuille, leesportefeuille, ministerportefeuille, ministersportefeuille, orderportefeuille, verzekeringsportefeuille
Vertalingen
platte houder voor geld, kredietkaarten, naamkaartjes en dergelijke
Gangbaarheid
- Het woord portefeuille staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'portefeuille' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.