populatie
Nederlands
Woordafbreking
- po·pu·la·tie
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘bevolking’ voor het eerst aangetroffen in 1598 [1]
- afgeleid van het Franse population (met het achtervoegsel -atie) [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | populatie | populaties |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
populatie v
- bevolking.
- (statistiek) een groep personen of zaken die voor statistische doeleinden geselecteerd of bij elkaar gebracht zijn
- (biologie) een groep organismen van dezelfde soort die niet in tijd of plaats van elkaar gescheiden zijn en dus (theoretisch) met elkaar kunnen voortplanten
Synoniemen
- [1] bevolking
Hyponiemen
- wereldpopulatie, zeehondenpopulatie
Vertalingen
1.
|
|
3. een groep organismen
Gangbaarheid
- Het woord populatie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'populatie' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.