populariteit
Nederlands
Woordafbreking
- po·pu·la·ri·teit
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘het geliefd zijn bij het volk’ voor het eerst aangetroffen in 1795 [1]
- Van het Franse popularité of het Latijnse 'popularitas' of van populair met het achtervoegsel -iteit [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | populariteit | populariteiten |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
populariteit v
- het populair zijn van iemand of iets
- Obama's populariteit is tanende.
Vertalingen
1. het populair zijn van iemand of iets
Gangbaarheid
- Het woord populariteit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'populariteit' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.