polariteit
Nederlands
Woordafbreking
- po·la·ri·teit
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van polair met het achtervoegsel -iteit
- afgeleid van het Franse polarité (met het achtervoegsel -iteit) [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | polariteit | polariteiten |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
polariteit v
- (elektrotechniek) de eigenschap hebben om polen te bezitten
- (elektrotechniek) de eigenschap hebben om polair tegengesteld te zijn wat dan vaak wordt uitgedrukt met negatief en positief
Hyponiemen
- referentiepolariteit
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord polariteit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'polariteit' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.