plankton

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • plank·ton
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘zwevende organismen’ voor het eerst aangetroffen in 1910 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord plankton -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

plankton o

  1. (biologie) het geheel van kleine organismen dat in zee ronddrijft
    • Het plankton bestaat uit een grote variëteit aan organismen. 

Gangbaarheid

  • Het woord plankton staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Turks

Woordafbreking
  • plank·ton
enkelvoud meervoud
nominatief   plankton     planktonlar  
genitief   planktonun     planktonların  
datief   planktona     planktonlara  
accusatief   planktonu     planktonları  
locatief   planktonda     planktonlarda  
ablatief   planktondan     planktonlardan  

Zelfstandig naamwoord

plankton

  1. (biologie) plankton
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.