pinksterbloem
Nederlands
Woordafbreking
- pink·ster·bloem
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van Pinksteren zn en bloem zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pinksterbloem | pinksterbloemen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
pinksterbloem v/m [2]
- (plantkunde) Cardamine pratensis
een kruisbloemachtige die eind april het hoogtepunt heeft van haar bloei
- Let op: niet-officiële benamingen en samenstellingen daarmee hebben geen hoofdletter: een witte kerst, een kerstboom, paaseieren, pinksterbloem. [3]
- De komende week gaan we steeds meer bloeiende dotterbloemen, bosanemonen en pinksterbloemen zien ??, verwacht De Natuurkalender. Ook komt er de komende tijd meer jong groen aan struiken zoals de meidoorn, de hazelaar en de wilde lijsterbes. [4]
Vertalingen
1. een kruisbloemachtige die eind april het hoogtepunt heeft van haar bloei
Gangbaarheid
- Het woord pinksterbloem staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- pinksterbloem op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- de Standaard 28 OKTOBER 2010
- Tubantia 11- januari - 2017
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.