pinkelen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  pinkelen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈpɪŋkələ(n)/
Woordafbreking

pin·ke·len

Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘wegslaan van een puntig houtje met een stok’ voor het eerst aangetroffen in 1883 [1]
  • frequentatief gevormd uit pinken met het achtervoegsel -el
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
pinkelen
pinkelde
gepinkeld
zwak -d volledig

Werkwoord

pinkelen

  1. knipperen met de ogen
    • Inger pingelde tegen de zon. [2]
  1. flikkeren
    • Ik kijk naar de klare morgenhemel waar nog een paar sterren pinkelen, en lach. [3]

Gangbaarheid

  • Het woord pinkelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
92 %van de Nederlanders;
70 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.