pinkelen
Nederlands
Woordafbreking
pin·ke·len
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘wegslaan van een puntig houtje met een stok’ voor het eerst aangetroffen in 1883 [1]
- frequentatief gevormd uit pinken met het achtervoegsel -el
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
pinkelen |
pinkelde |
gepinkeld |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
pinkelen
- knipperen met de ogen
- Ik kijk naar de klare morgenhemel waar nog een paar sterren pinkelen, en lach. [3]
Gangbaarheid
- Het woord pinkelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'pinkelen' herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
70 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "pinkelen" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- Saris, L. En ze lijkt zo op jou (2012)
- Moens, W. Celbrieven (1923) 3de druk, De Sikkel, Antwerpen p. 74; geraadpleegd 2014-06-01
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.