pinken
Nederlands
Woordafbreking
- pin·ken
Zelfstandig naamwoord
pinken mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord pink
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
pinken |
pinkte |
gepinkt |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
pinken
- met de pink verwijderen
- Ontroerd pinkte zij een traantje weg.
- knipperen van een lichtje
- Met pinkende oogjes keek Jaapje om zich heen. [1]
Gangbaarheid
- Het woord pinken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'pinken' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.