piëteit
Nederlands
Woordafbreking
- pië·teit
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘eerbied’ voor het eerst aangetroffen in 1862 [1]
- afgeleid van het Franse piété (met het achtervoegsel -teit) [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | piëteit | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
piëteit v
- gevoel van hoogachting op geestelijk en zedelijk vlak
- Uit piëteit voor de slachtoffers werd een minuut stilte gehouden.
Gangbaarheid
- Het woord piëteit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'piëteit' herkend door:
84 % | van de Nederlanders; |
69 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.