percent
Nederlands
Woordafbreking
- per·cent
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Italiaans, in de betekenis van ‘aantal per honderd’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1591 [1]
- van Italiaans percento [2][3]
[2] * | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | percent | percenten |
verkleinwoord | percentje | percentjes |
Zelfstandig naamwoord
percent o
- voor elke honderd
- De kinderen gingen in Harlem naar een school met nog voor tien percent blanke leerlingen, maar tussen de kinderen was de verhouding erg goed. [4]
- vergoeding die als percentage over een bedrag wordt berekend
- 'k Heb een syndicaat, 'k heb een agent
d'een werkt per tarief, de ander op percent
Degenen die, zoals ik, werken op 't sentiment
Worden door 't leven niet lang verwend [5]
- 'k Heb een syndicaat, 'k heb een agent
Synoniemen
- [1] procent
Opmerkingen
- Het meervoud en het verkleinwoord worden alleen in de tweede betekenis gebruikt.
Gangbaarheid
- Het woord percent staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'percent' herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "percent" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- percent op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Vroman, L. geciteerd in: Marissing, L. van 28 interviews. (1971) Meulenhoff, Amsterdam; ISBN 90 290 0091 0; p.75; geraadpleegd 2018-06-17
- Groenewoud, R. van het
Je veux de l'amour (1980) op website: scip.be; geraadpleegd 2018-06-17
Engels
Frans
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.