peddel
Nederlands
Woordafbreking
- ped·del
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘roeispaan’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1855 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | peddel | peddels |
verkleinwoord | peddeltje | peddeltjes |
Zelfstandig naamwoord
peddel m
- stok met aan het uiteinde een verbreding, gebruikt om een vaartuig voort te bewegen
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
peddelen |
peddel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van peddelen
- Ik peddel.
- gebiedende wijs van peddelen
- Peddel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van peddelen
- Peddel je?
Gangbaarheid
- Het woord peddel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'peddel' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.