pats
Nederlands
Woordafbreking
- pats
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘tussenwerpsel: nabootsing van geluid’ voor het eerst aangetroffen in 1840 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pats | patsen |
verkleinwoord | patsje | patsjes |
Gangbaarheid
- Het woord pats staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'pats' herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
81 % | van de Vlamingen. |
Werkwoord
vervoeging van |
---|
patsen |
pats
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van patsen
- Ik pats.
- gebiedende wijs van patsen
- Pats!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van patsen
- Pats je?
Verwijzingen
- "pats" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- pats op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.