patser

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pat·ser
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘geldsmijter’ voor het eerst aangetroffen in 1901 [1]
  • Naamwoord van handeling van patsen met het achtervoegsel -er [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord patser patsers
verkleinwoord patsertje patsertjes

Zelfstandig naamwoord

patser m

  1. iemand die pronkt (met zijn of haar bezit).
    • Wat een patser is die Peter toch! 
Hyponiemen

Gangbaarheid

  • Het woord patser staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.