pathogeen
Nederlands
Woordafbreking
- pa·tho·geen
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘ziekteverwekkend’ voor het eerst aangetroffen in 1898 [1]
- afgeleid van het Griekse páthos (lijden) met het achtervoegsel -geen [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | pathogeen | pathogener | pathogeenst |
verbogen | pathogene | pathogenere | pathogeenste |
partitief | pathogeens | pathogeners | - |
Vertalingen
1. de eigenschap bezittend om een ziekte te veroorzaken
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pathogeen | pathogenen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
pathogeen o en m
- (medisch) een organisme dat een ziekte verwekt
- Sommige virussen, bacteriën, schimmels en eencelligen zoals de malariaparasiet zijn pathogenen.
Hyponiemen
- psychopathogeen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord pathogeen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'pathogeen' herkend door:
84 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.