passing

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pas·sing
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van passen met het achtervoegsel -ing
enkelvoud meervoud
naamwoord passing passingen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

passing v [1]

  1. (techniek) een methode om twee voorwerpen in elkaar te laten passen
  2. (sport) het geven van een pass
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • passing-shot, passingshot, passingstelsel

Gangbaarheid

  • Het woord passing staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
62 %van de Nederlanders;
52 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

Engels

Werkwoord

passing

  1. onvoltooid deelwoord van pass

Zelfstandig naamwoord

passing

  1. gerundium van pass
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.