pashok

Nederlands

Zes paskhokjes in een klerenwinkel
Uitspraak
Woordafbreking
  • pas·hok
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord pashok pashokken
verkleinwoord pashokje pashokjes

Zelfstandig naamwoord

pashok o

  1. hokje in winkel waar je kleding kunt passen
    • "Nu begrijp ik dat je je oude kleren zat was", meldt mijn meewinkelende vriendin opgewekt als ik in nóg een passend prairiepakje uit een pashok kom. En mijn man vraagt bij thuiskomst hoe ik zo bruin heb kunnen worden, in de winter in Londen. Want ik zie er zo gezond uit. Of heb ik iets met mijn haar gedaan? Nee, gewoon nieuwe kleren.[1] 
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord pashok staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

  1. NRC Ellen de Bruin 3 januari 2004
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.