pakket
![]() |
Nederlands
Woordafbreking
- pak·ket
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘klein pak’ voor het eerst aangetroffen in 1599 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pakket | pakketten |
verkleinwoord | pakketje | pakketjes |
Zelfstandig naamwoord
pakket o
- een verzameling voorwerpen of begrippen
- De minister kondigde een pakket maatregelen af.
- klein pak, bijvoorbeeld per post
- Vanochtend bracht de postbode een pakket.
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
- pakketboot, pakketoverzicht, pakketpolis, pakketpost, pakketreis, pakketvaart, pakketvergelijking, pakketvergoeding, pakketzegel
Gangbaarheid
- Het woord pakket staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'pakket' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Noors
Woordafbreking
- pak·ket
Naar frequentie | 2935 |
---|
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.