pakket

Niet te verwarren met: Paket

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  pakket    (hulp, bestand)
  • IPA: /pɑ'kɛt/
Woordafbreking
  • pak·ket
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘klein pak’ voor het eerst aangetroffen in 1599 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord pakket pakketten
verkleinwoord pakketje pakketjes

Zelfstandig naamwoord

pakket o

  1. een verzameling voorwerpen of begrippen
    • De minister kondigde een pakket maatregelen af. 
  1. klein pak, bijvoorbeeld per post
    • Vanochtend bracht de postbode een pakket. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord pakket staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

Deens

Woordafbreking
  • pak·ket

Werkwoord

pakket

  1. voltooid deelwoord van pakke

Noors

Woordafbreking
  • pak·ket
Naar frequentie 2935

Werkwoord

pakket

  1. verleden tijd van pakke
  2. voltooid deelwoord van pakke
Schrijfwijzen

Werkwoord

pakket, o

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van pakk

Nynorsk

Woordafbreking
  • pak·ket

Werkwoord

pakket, o

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van pakk
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.