pacemaker

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pace·ma·ker
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘gangmaker in de sport’ voor het eerst aangetroffen in 1889 [1]
  • Het is een leenwoord uit het Engels, samengesteld uit pace en maker.
enkelvoud meervoud
naamwoord pacemaker pacemakers
verkleinwoord pacemakertje pacemakertjes

Zelfstandig naamwoord

pacemaker m

  1. (medisch) (elektrotechniek) een elektronisch instrument voor het hart
    • Veel mensen hebben tegenwoordig een pacemaker. 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
  • pacemakersyndroom
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord pacemaker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.