pacemaker
Nederlands
Woordafbreking
- pace·ma·ker
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘gangmaker in de sport’ voor het eerst aangetroffen in 1889 [1]
- Het is een leenwoord uit het Engels, samengesteld uit pace en maker.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pacemaker | pacemakers |
verkleinwoord | pacemakertje | pacemakertjes |
Zelfstandig naamwoord
pacemaker m
- (medisch) (elektrotechniek) een elektronisch instrument voor het hart
- Veel mensen hebben tegenwoordig een pacemaker.
Afgeleide begrippen
- pacemakersyndroom
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord pacemaker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'pacemaker' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.