overspel
Nederlands
Woordafbreking
- over·spel
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘echtbreuk’ voor het eerst aangetroffen in 1287 [1]
- samenstelling van over en spel [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | overspel | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
overspel o
- in een huwelijk of vaste relatie toch seks hebben met een ander dan de echtgenoot of vaste partner
- Hij pleegde overspel met de beste vriendin van zijn vrouw.
Vertalingen
1. seks hebben met een ander dan de echtgenoot of vaste partner
Gangbaarheid
- Het woord overspel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'overspel' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.