orthodontist
Nederlands
Woordafbreking
- or·tho·don·tist
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van orthodontie (met het voorvoegsel ortho-) met het achtervoegsel -ist
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | orthodontist | orthodontisten |
verkleinwoord | orthodontistje | orthodontistjes |
Zelfstandig naamwoord
orthodontist m
- (beroep) (medisch) een tandarts-specialist die de vorm, groei en ontwikkeling van het gebit en de kaken bestudeert
- De orthodontist had net een nieuwe beugel bij me geplaatst, toen ik van de fiets viel.
Vertalingen
1. een tandarts-specialist die de vorm, groei en ontwikkeling van het gebit en de kaken bestudeert
|
Gangbaarheid
- Het woord orthodontist staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'orthodontist' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.