oriënteren
Nederlands
Woordafbreking
- ori·en·te·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘plaatsen volgens de streken van het kompas’ voor het eerst aangetroffen in 1862 [1]
- afgeleid van het Franse orienter (met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
oriënteren |
oriënteerde |
georiënteerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
oriënteren [3]
- richten
- overgankelijk richten volgens het kompas
- overgankelijk voorlichten, inzicht geven
- wederkerend zich ~: inzicht trachten te verkrijgen, nagaan waar men zich bevindt, zich inwerken
Afgeleide begrippen
- heroriëntatie, heroriëntering, oriëntatie, oriëntering
Gangbaarheid
- Het woord oriënteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'oriënteren' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.