oratorium

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ora·to·ri·um
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘bidvertrek’ voor het eerst aangetroffen in 1650 [1]
  • afgeleid van het Latijnse ōrāre (bidden) met het achtervoegsel -orium [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord oratorium oratoria
oratoriums
verkleinwoord oratoriumpje oratoriumpjes

Zelfstandig naamwoord

oratorium o [3]

  1. (muziek) geestelijk zangstuk voor orkest, zangsolisten en koor en zonder rekwisieten
  2. (rooms-katholiek) niet-openbaar bidvertrek
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord oratorium staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
91 %van de Nederlanders;
87 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.