zwetsen
Nederlands
Woordafbreking
- zwet·sen
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘onbedachtzaam spreken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1477 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
zwetsen |
zwetste |
gezwetst |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
zwetsen
- inergatief zwammen, kletsen
- De Gooise vrouwen zwetsen tegen elkaar.
- inergatief luidruchtig opscheppen; pochen
- De patser zwetste met zijn nieuwe gekochte auto.
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord zwetsen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'zwetsen' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
73 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.