oppas

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·pas
enkelvoud meervoud
naamwoord oppas oppassen
verkleinwoord oppasje oppasjes

Zelfstandig naamwoord

oppas m [1]

  1. iemand die voor korte tijd zorgt voor iets (kinderen, een huis etc.)
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
oppassen

oppas

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van oppassen
    • ... dat ik oppas. 

Gangbaarheid

  • Het woord oppas staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.