opname
Nederlands
Woordafbreking
- op·na·me
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘het opnemen’ voor het eerst aangetroffen in 1828 [1]
- Naamwoord van handeling van opnemen.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | opname | opnamen opnames |
verkleinwoord | opnametje | opnametjes |
Zelfstandig naamwoord
opname v/m
- de handeling of het proces van het opnemen
- De opname van water in deze bodem is traag doordat er een vette kleilaag net onder het oppervlak ligt.
- een vastlegging van geluid of beeld op een drager.
- Er is een prachtige opname van die sonate.
- (medisch) het toelaten van een patiënt in de zorg van een ziekenhuis
- De opname van grootmoeder ging niet vlot door een gebrek aan personeel op de administratieve dienst.
- (medisch) de afdeling van een ziekenhuis die zich met het opnemen van patiënten bezighoudt
- De wachtzaal van opname was overbevolkt met zieke mensen.
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
- opnameapparatuur, opnamehoek, opnameleider, opnamelicht, opnamelijst, opnamestudio, opnametechniek
Gangbaarheid
- Het woord opname staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'opname' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.