opname

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  opname    (hulp, bestand)
  • IPA: /'ɔpnam(ə)/
Woordafbreking
  • op·na·me
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘het opnemen’ voor het eerst aangetroffen in 1828 [1]
  • Naamwoord van handeling van opnemen.
enkelvoud meervoud
naamwoord opname opnamen
opnames
verkleinwoord opnametje opnametjes

Zelfstandig naamwoord

opname v/m

  1. de handeling of het proces van het opnemen
    • De opname van water in deze bodem is traag doordat er een vette kleilaag net onder het oppervlak ligt. 
  1. een vastlegging van geluid of beeld op een drager.
    • Er is een prachtige opname van die sonate. 
  1. (medisch) het toelaten van een patiënt in de zorg van een ziekenhuis
    • De opname van grootmoeder ging niet vlot door een gebrek aan personeel op de administratieve dienst. 
  1. (medisch) de afdeling van een ziekenhuis die zich met het opnemen van patiënten bezighoudt
    • De wachtzaal van opname was overbevolkt met zieke mensen. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • opnameapparatuur, opnamehoek, opnameleider, opnamelicht, opnamelijst, opnamestudio, opnametechniek
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord opname staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.