staar

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  staar    (hulp, bestand)
  • IPA: /star/
Woordafbreking
  • staar
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘oogziekte’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1778 [1]

Werkwoord

vervoeging van
staren

staar

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van staren
    • Ik staar. 
  2. gebiedende wijs van staren
    • Staar! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van staren
    • Staar je? 

Gangbaarheid

  • Het woord staar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Noors

Werkwoord

staar

  1. verouderde spelling of vorm van står van vóór 1917
(verouderd) tegenwoordige tijd van staa


Nynorsk

Werkwoord

staar

  1. verouderde spelling of vorm van står van vóór 1917
(verouderd) tegenwoordige tijd van staa
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.